Dit artikel beperkt zich tot exotische flora. De problemen met exotische diersoorten zijn een heel andere tak van sport. Maar in alle gevallen lijkt de opkomst van natuurlijke vijanden van invasieve exoten een positieve ontwikkeling. Het effect vergt echter tijd zie zelfs in jaarringen moeilijk te meten is. Evolutie werkt in de praktijk meestal niet zo snel.
Op zich zou een soort van een ander continent die ook gedijt in ons kikkerlandje, geen probleem mogen zijn. Het punt is dat planten die in een andere biotoop terechtkomen, daar vaak geen natuurlijke vijanden hebben. Daardoor kunnen ze ongestoord groeien en voortplanten vergeleken met inheemse gewassen in de biotoop en daardoor gaan woekeren. De inheemse soorten zijn daarbij in het nadeel en er kunnen monoculturen ontstaan, waardoor het bos overwegend uit een beperkt aantal (exotische) soorten bestaat.
Enige mate van evenwicht tussen de diverse soorten in een bos is beter voor de biodiversiteit. Als de biodiversiteit in een gebied hoog is – voldoende verschillende soorten die elkaar aanvullen en ondersteunen – dan is het bos ook vaak beter bestand (weerbaar) tegen extreem weer of invasieve soorten.
Natuurlijke vijanden
Als een uitheemse soort langer aanwezig is in een biotoop, dan kunnen zich geleidelijk natuurlijke vijanden ontwikkelen. De exoot is uiteindelijk net als andere soorten een bron van voeding of beschutting voor dieren en andere planten. Maar dat kan geruime tijd in beslag nemen, want de evolutie van soorten gaat meestal niet zo snel. Daar komen meestal vele jaarringen bij kijken.
Die natuurlijke vijanden kunnen schimmels zijn, of bacteriën, of insecten of gewervelde dieren in het algemeen. Zodra een predator (roofsoort) een exoot eenmaal heeft ontdekt, dan is dat zelden in een keer de nekslag voor de exoot. Meestal ontstaat een nieuw evenwicht van predatie en verdediging. Op basis van de verdedigingsmiddelen die de exoot in zijn natuurlijke biotoop al had, kunnen nieuwe afweermechanismen ontstaan. Uiteindelijk kan een probleemsoort met meerdere predatoren zodanig onder controle worden gehouden dat hij evenveel kansen (en problemen) heeft als de inheemse flora. Daardoor ontstaat een nieuw evenwicht.
Op zich is dat een mooie en spontane ontwikkeling naar een nieuw natuurlijk evenwicht. Maar terwijl dat proces zich ontwikkelt, moeten wij als beheerders van de natuur wel actief blijven om te voorkomen dat de exoten in met name kwetsbare gebieden de overhand krijgen.
Meer insecten
Dit artikel beperkt zich verder tot de zich ontwikkelende natuurlijke vijanden van de Am. vogelkers als illustratie van het bovenstaande. Er is in de afgelopen jaren al geconstateerd dat het aantal insecten op vogelkersstruiken en -bomen toeneemt. Maar liefst 64 verschillende insectensoorten zijn waargenomen op deze soort. Maar de plant heeft niet van elke soort overlast. Insecten eten ongetwijfeld graag de kersen. En er zijn regelmatig mieren te zien op de stammen, maar die kunnen ook uit zijn op insecten die voorkomen op de plant.
Case study Am. vogelkers (Prunus serotina)
De Am. vogelkers is al vrij lang in Europa aanwezig. Al vanaf de 18e eeuw als fraaie tuinplant. Pas na de inzet voor de verbetering van de bodem in naaldbossen (door de hoeveelheid blad die ze elk jaar laten vallen) bleek de soort sterk invasief te zijn door een enorme zaadproductie, ongevoeligheid voor weersomstandigheden en resistent tegen ziekten en plagen die andere soorten treffen.
In de oorspronkelijke biotoop (Noord-Amerika) komt de soort om de 50 meter of zo in de bossen voor. In Europa kunnen zaailingen om de 5 cm staan en volwassen bomen (tot 20-25 meter) om de 5-10 meter. Wat is het verschil? Dat bleek een enkele bodembacterie te zijn die de wortels aantast en daarmee de soort onder controle houdt. De bacterie komt wel in Noord-Amerika voor, maar niet hier. Het introduceren van de bacterie hier lijkt dan de oplossing maar de kans is groot dat je daarmee veel inheemse soorten ook benadeeld. Dus zitten wij met de Am. vogelkers opgescheept.
In Europa komen vrijwel geen insecten voor als predatoren van Am. vogelkers. Het blad en de bast bevatten een hoge concentratie cyanide (blauwzuur) dat giftig is voor de meeste dieren. In Noord-Amerika komen wel rupsen voor die het blad vreten en kevers die zich te goed doen aan de bast. Het risico om die hier te introduceren is echter te hoog.
Schaduwbomen worden vaak opgevoerd als bestrijding maar die blijken in de praktijk alleen de soort af te remmen. Zodra er een boom omvalt in een donker bos, zal de er voorkomende vogelkers de lege plek snel gebruiken om te exploderen. Ook bij bosranden en zelf langs paden werken schaduwbomen niet. Bovendien zijn donkere bossen zonder een kruidlaag veelal ongewenst. Zie ook De donkere kant van schaduwbomen.
De zich ontwikkelende natuurlijke vijanden van de vogelkers zijn de volgende.
Loodglansschimmel
Deze schimmel tast de schors aan, waardoor het Cambium afsterft en de struik het loodje legt. Het probleem is echter, dat fruitbomen ook bijzonder gevoelig zijn voor deze schimmel. Daarom wordt inzet binnen een straal van een paar kilometer van boomgaarden sterk afgeraden. Dat beperkt de inzet van dit middel aanzienlijk. Bovendien is grootschalige toepassing vanuit de lucht niet haalbaar en is de handmatige applicatie (injecteren of besproeien) in de bossen ook niet grootschalig toegepast.
Er zijn ook een aantal andere schimmels die inmiddels de schors van de vogelkers aan kunnen tasten. Die zie je in sommige gebieden hun werk doen, maar doorgaans selectief. Een paar bomen en struiken zijn erdoor aangetast, maar alles wat er omheen staat groeit ongestoord door. Op zich is dat laatste normaal bij predatie maar grootschalige bedreiging komt ook voor, zoals bij de beruchte iepziekte en de Essentakken ziekte,
Vijfstippelig Struikhaantje (Gonioctena Quinquepunctata)
Dit haantje is geen vogel – hoewel er een vogeltje met deze naam bestaat – maar in dit geval hebben wij het over een insect met die naam. Het vijfstippelig struikhaantje komt oorspronkelijk voor op de lijsterbes, maar werd al in de jaren ‘90 waargenomen op de Am. Vogelkers.
De kevers vreten de bast onderaan de stam van met name zaailingen aan. Predatie op grotere exemplaren is nog niet waargenomen, ongetwijfeld omdat de bast zich verdikt naarmate de struik ouder wordt en tot een boom uitgroeit.
De vogelkers slaat echter terug met een wapen dat ook bij het ringen van exemplaren wordt waargenomen. Over de beschadigde bast groeit een brug van een dikker materiaal dat in de meeste gevallen bestand is tegen vraat door de insecten.
De stammetjes worden meestal niet tot onder de grond aangevreten. Het gevolg is dat de plant onder het aangevreten deel weer uitlopers zal vormen. Ook dit is vergelijkbaar met het gedrag van de plant dat je ziet bij het ringen, sterke groei van uitlopers onder de ring. De bast van de uitlopers wordt op zijn beurt uiteraard weer aangevreten. Dat is een patroon van aanval en verdediging tussen het insect en de plant. Sommige exemplaren overleven het en anderen niet. Dat zal ongetwijfeld ook afhankelijk zijn van het weer (zachtere of strengere winters en hitte/droogte).
In het DNA van vogelkers kevers komen enkele genen voor die verschillen met de lijsterbes haantjes. Een voorbeeld van evolutionaire aanpassing aan het primaire voedsel!
De aanwezigheid van struikhaantjes in gebieden met veel vogelkers is ook te merken aan het grote aantal rupsen in het voorjaar. Uiteraard vormen die ook weer een voedingsbron voor vogels, waardoor meer verspreiding van allerlei zaden plaatsvindt wat goed is voor de diversiteit in het bos.
De verwachting dat actieve bestrijding van de Am. vogelkers nu niet meer nodig is, lijkt prematuur. De vogelkers zal zich tegen de predatie verdedigen en de haantjes hebben geen belang de soort uit te roeien. Maar mogelijk maakt het wel enig verschil in beheer en bestrijding.
Appelspintkever (Scolytus Mali)
In 2012 werd de appelspintkever aangetroffen op een aantal oudere Am. vogelkers bomen (40 jaar) in Limburg. Een aantal populaire artikelen verscheen met juichberichten dat deze kever kan bijdragen aan de bestrijding van de vogelkers.
Appelspintkevers boren moedergangen en uitwaaierende larvengangen onder de bast. Het is een kleine kever van ca. 4 millimeter lang, donkerbruin en glanzend. De vrouwelijke kevers boren verticale gangen in de bast. De eitjes leggen ze aan weerszijden van de gang en de larven vreten later horizontale gangen. Hierdoor wordt het transport van sap naar de wortel voor energieopslag verstoord en sterft de boom af.
De Appelspintkever tast doorgaans alleen verzwakte fruitbomen aan (vandaar de naam), maar kan ook voorkomen bij meidoorn en lijsterbes. Omdat ze weinig interesse hebben in gezonde bomen lijkt deze kever niet de gehoopte biologische bestrijder van de Am. vogelkers te worden.
Zie o.a. het Nederlandse soortenregister en Wikipedia.
Evenwicht door natuurlijke vijanden van invasieve exoten?
Hoe lang een exotische soort aanwezig is in een vreemde biotoop en hoe meer verspreid de soort is, bepaalt de ontwikkeling van natuurlijke vijanden. Voor predatoren is de nieuwe soort niets anders dan een bron en zullen zij zich op den duur aanpassen.
Andersom ontwikkelen exotische planten zich in de nieuwe biotoop ook. De chemische afweer van de Am. vogelkers in Nederland is anders dan van de Noord-Amerikaanse exemplaren. Onze vogelkers maakt minder blauwzuur aan met een subtiel verschillende samenstelling.
De natuur zoekt vanzelf een nieuw evenwicht als dat verstoord is. Maar dat gaat langzaam. Natuurbeheerders kunnen bij woekerende exoten de natuur niet zomaar zijn gang laten gaan. Met name bij kwetsbare natuur kunnen unieke biotopen daardoor zoveel schade oplopen dat zij zich later niet meer kunnen herstellen.
Gezonde bomen vermoorden?
Bij buitenstaanders bestaat niet zelden verontwaardiging over de noodzaak om ogenschijnlijk gezonde bomen om te brengen. Zie ook de bovenstaande Douglas en Zomereiken laan. Sommige soorten gaan nu eenmaal niet goed samen en je moet dan een keuze maken om ze elk op de juiste plaats de ruimte te geven.
Zo kreeg ik een paar jaar geleden een verontwaardigde reactie op de voorloper van deze site. In een reactie op een artikel over bestrijding van de vogelkers werden pittige uitspraken gedaan over de ‘schandalige’ acties waarbij ‘gezonde bomen werden vermoord’. Het ging hier om soorten – specifiek de Am. vogelkers – die de diversiteit van het bos ernstig bedreigen door woekering.
Het is daarbij een afweging wat belangrijker is, het bos of de individuele bomen. Oftewel alle bomen behouden of de soorten verwijderen die het natuurlijke evenwicht in het bos bedreigen. Het lijkt verstandig om de keuze te leggen bij het bos want anders… zie je door de bomen het bos niet meer.
Natuur vergt beheer
Puur natuur is er niet of nauwelijks meer in ons overvolle landje. Natuur die zich zonder ingrijpen van de mens kan ontwikkelen is helaas zeldzaam. Wachten op natuurlijke vijanden om een verstoord evenwicht te herstellen geeft problemen omdat de oorspronkelijke biotoop ondertussen reddeloos verloren kan gaan.
In het geval van ongewenste soorten die een biotoop bedreigen is ingrijpen vrijwel onvermijdelijk, en zeker als ze invasief (woekerend) zijn. Bovendien is het probleem veelal ontstaan door nalatigheid van de mens. Dan moet je verantwoordelijkheid nemen voor het grotere belang van het bos op de lange termijn.
Beheerders en vrijwillige natuurwerkers zijn er niet op uit om de natuur te beschadigen, maar om te beschermen. Zet je daar vraagtekens bij dan lijkt het logisch om een vraag te stellen i.p.v. een slecht geïnformeerde opinie te ventileren.