Natuurwerk gereedschap: de spade

Je zou zeggen dat de spa of spade zich wat makkelijker laten toelichten dan de beugelzaag (zie “De zingende zaag”). Maar ook over dit gereedschap is praktische informatie nodig voor verantwoord gebruik.

Nu zou je denken dat de meeste mensen wel weten, hoe je met een spade moet omgaan. De praktijk is meestal anders. De meeste weten wel de goede kant te vinden om vast te houden… maar dat is vaak de grens van de kennis. Daarom slopen vervolgens mens en gereedschap elkaar vrolijk.
Zoals een boswachter eens opmerkte: “Nieuwe vrijwilligers krijgen van mij geen spa mee, want dan krijg ik een hoop gebroken stelen terug”. Maar na een korte demonstratie kon een groep nieuwelingen een middag hard werken zonder dat er ook maar een enkele steel sneuvelde.

Schop of Schep?

Een zandschep of 'bats'. Dit exemplaar is een schep van een metselaar met een rechte voorzijde om zand van een vlakke ondergrond op te scheppen.
Zandschep of ‘bats’

Het verschil tussen een schep/schop en een spade is het verschil tussen opscheppen en spitten. Opscheppen is voor grondverzet (grond/zand op de schop nemen). Spitten is het losmaken van de bodem en het doorsteken van wortels.

Scheppen zoals de zandschep hebben een steel die onderaan gebogen is, en de steel is onderaan dikker. Dit omdat je de steel haaks belast door het te verplaatsen materiaal op het blad te nemen. Het blad is doorgaans van relatief dun plaatstaal en is niet is ontworpen om aan de voorzijde zwaar te belasten. Een schep is bij grondverzet zoals reparatie van erosie goed gereedschap maar verder niet veel gebruikt bij natuurwerk.

Een spa of spade, de steel alleen verticaal belasten
Spade

Spitten = steken

Een spade is bedoeld voor het omspitten van grond, het graven van gaten of sleuven, en het doorsteken van wortels. Hij heeft een dunnere rechte steel die bedoeld is om alleen in de lengterichting van de steel te belasten. De steel is niet geschikt voor grotere belasting haaks op de steel zoals bij de bats. Het blad van de spade ligt in het verlengde van de steel en is licht gebogen overdwars en is van dikker smeedijzer (meerdere millimeters dik). De houten steel steekt in de doorgaans gesmede hals van het blad en wordt meestal vastgezet met een schroef (of twee).

Bij het omspitten (losmaken) van een stuk grond met een spade steek of trap je het blad in de grond. Vervolgens werp je de kluit met een draaiende beweging vooruit en opzij van het blad weg. Een spade gebruik je ook om plantgaten te graven. Alleen bij grotere gaten waarbij meer grond verzet nodig is, kan een bats handig zijn.

Hoe zwaarder de grond die omgespit moet worden, des te smaller het blad van de spade. Een extreem voorbeeld is de klei-spa met een blad van rond de 10 cm breed. Ook voor het steken van turf (langwerpige briketten) werden smalle en vooral lange bladen gebruikt.

Voor natuurwerk gebruiken we vaak de spade om struiken uit te spitten. Maar er zijn meer klusjes waarvoor het prima gereedschap. Bv. het ringen van bomen (met een zachte bast) en het afslaan van uitlopers onder de ring.

Steken, niet breken!

De fout die vooral beginners maken is dat ze proberen om een struik uit de grond te wrikken. Ze steken het blad van de spade onder de struik en drukken dan de steel hard naar beneden. De steel is ontworpen om voornamelijk verticaal belast te worden (in het verlengde van de steel). Bij belasting haaks op de dunne steel is het al snel Krak! Een “budget” steel voor een spade kost doorgaans maar een euro of 10, maar is voor gebruik en niet voor verbruik.

Het smoesje dat je bij het wrikken “moet opletten, hoever je kan gaan” is onzin. De maximale kracht die je haaks op de steel uit mag oefenen, kan je als volgt bepalen. Trek met je met wijsvinger en kleine vinger aan het handvat onder een hoek van 90 graden t.o.v. de steel. Dit is net genoeg om een emmer water mee optillen en meer kracht moet je in feite niet gebruiken. En zeker niet je volle gewicht. De spade is niet ontworpen als een Breekijzer maar als een Steekijzer. Dus Steken en niet Breken.

Rooien, uitspitten met de spade

Bij het rooien van een struik of -boompje steken we met een spade de wortels van de struik door op een afstand die evenredig is met de dikte van de stam. Hoe groter de struik, des te verder weg je moet steken om op dunne wortels uit te komen.

Steek ook niet loodrecht in de grond, haaks op de wortels, want de wortels veren dan mee. Steek onder een hoek van +/- 20-30 graden om makkelijker door de wortels heen te snijden. Bovendien raak je zo ook de wortels onder de stam van de struik.
Vergelijkbaar zie je bij het houthakken van de Timbersport competitie nooit iemand loodrecht met de bijl op het hout inslaan maar altijd onder een hoek.

Elke soort vegetatie wortelt op een andere manier. Sommige soorten hebben veel horizontale wortels in de humuslaag terwijl andere sneller een penwortel vormen op zoek naar water. Het uitspitten van een struik doe je door de wortels op te zoeken en door te steken. De struik kan je er vervolgens makkelijk uittrekken. Het opzoeken van de wortels kan je doen door bv. tegen de struik te duwen en te kijken waar de grond beweegt. Vaak zitten de wortels meer aan één kant bv. aan de kant van een open plek of pad waar meer neerslag valt.

Wat kan helpen bij het rooien, is de struik eerst hoog af te zetten (op 130-150 cm afzagen). Hierdoor zitten de takken niet in de weg zitten tijdens het spitten. De lange staken kan je ook prima gebruiken als hefboom. Daarmee kan je de wortels breken of voor het doorsteken zichtbaard maken.

Trappen of dynamisch steken

Steken kan je doen door de het blad met je voet in de grond te trappen. De betere spaden hebben een horizontale voetsteun bovenop het blad. Dat geeft minder slijtage aan je schoeisel; dit is waarom men vroeger houten klompen gebruikte. Het intrappen werkt meestal minder goed, als de struik in een (droge) grasmat staat waar je de spa niet zomaar doorheen drukt. Idem bij dikkere wortels.

Een dynamische techniek is om de spade in één beweging met een krachtige zwaai – door de plaggen heen – in de grond te steken. Hierbij hou je één hand op het handvat, de andere op de steel en steekt/slaat de spade vanaf een hoogte van 20-30 cm in de grond. Dit vergt behoorlijk veel kracht in het bovenlichaam en energie, maar het werkt snel en goed. Pas wel op je tenen, je eigen en die van je collega’s!

Bij grotere en diepere wortels kan je het handvat van de spade met twee handen bij het horizontale handvat beetpakken en – bijna loodrecht – hard naar beneden op de wortel te slaan. Dit vergt nog meer kracht dan de normale slagtechniek maar levert soms sneller resultaat as een voorzichtige aanpak niet lukt. Ook dit is niet iets om lang achter elkaar vol te houden.
Beide dynamische technieken vereisen behoorlijk kracht in armen en rug. Maar die kracht kweek je, als je het vaak genoeg doet. Natuurwerk is net een sportschool maar met een duurzaam resultaat.

Als alle grotere wortels eenmaal doorgestoken zijn, dan kan de struik vaak met één hand uit de grond getrokken worden. Sloop niet je rug door hard te trekken aan een struik die zich niet direct laat rooien, maar zoek de resterende wortel(s) op en steek deze door. Ook bij het rooien van zaailingen is het verstandig om de spa er even naast te steken. Beweeg de steel dan licht naar de struik toe (niet achterover wrikken), en maak zo de grond los. Daardoor is de struik makkelijker uit te trekken en spaart het je rug. Let op: niet te vervangen, je hebt maar één rug.

Hefbomen werken niet

Wrikken met een spade werkt niet. Sterker nog, het is vrijwel onmogelijk om de meeste manshoge struiken met een hefboom uit de grond te wrikken. Zelfs met een hefboom van minstens twee meter en je volle gewicht kan dat nog tegenvallen, omdat de wortels zich over een groot oppervlak aan de grond vastklampen. Maar diezelfde struiken zijn meestal eenvoudig te rooien door systematisch de wortels door te steken. Daarna kan je ze ‘met één hand’ uit de grond te trekken en de aarde er af schudden. Kortom, steken en niet wrikken, techniek en geen brute kracht.

Om de neiging om toch te wrikken tegen te gaan:

  • steek de spade in de grond
  • beweeg de steel naar voren – naar de plant toe – tot aan de stam en niet verder).
  • hierdoor maak je alleen de grond los en kan je zien of er nog wortels naast de spade zitten
  • blijf steken totdat de wortel(kluit) los ligt

Iemand die ik dit adviseerde, brak binnen een paar minuten een steel met deze techniek. Zijn excuus “maar ik bewoog hem toch naar voren”. Ja, wanneer je je volle gewicht op de steel drukt dan maakt het niet veel uit of dat naar voren of naar achteren is. Alles met mate, maar ook dat is kennelijk moeilijk in te schatten voor sommigen. Het volle gewicht is eenvoudiger in te zetten dan het volle verstand! :-(.

Geef het gereedschap niet de schuld als het tekortschiet of als je het sloopt, maar ga na of je het wel correct gebruikt!

Ouwe stompen en ‘Twerken’

Oude stobben uitspitten van laag afgezette struiken – bv. na verkeerd gebruik van gif – vergt een speciale techniek. Je hebt dan weinig houvast omdat er soms maar een paar centimeter stam uit de grond steekt. Bovendien kan onder een enkele uitloper – die lijkt op een zaailing – een dikke wortel van een oude struik zitten. Het helpt om tegen de stobbe te duwen om te zien aan welke kant deze los begint te komen. De bewegende grond verraadt dan meestal de locatie van de overgebleven wortels. Zijn de grootste wortels eenmaal doorgestoken, dan kan je met de voet de stobbe meestal omduwen of -trappen. Niet wrikken met de spade!

Het is af te raden om met gestrekte benen en je kont omhoog aan de stobbe te trekken (twerken!?). Als de stobbe los begint te komen, kan je beter op één knie knielen om de stobbe eruit te trekken. Hierdoor is de belasting van met name je onderrug veel minder. De gezondheid van je rug is belangrijker dan de snelheid waarmee een struik uit de grond komt!

Onderhoud aan de spade?

Een voorzijde van het blad van een spade slijpt als het ware zichzelf door het werk in de grond. Maar de meningen over slijpen verschillen. Beschadigingen doordat je op stenen bent gestuit kan je met slijpen wegwerken. Het kan helpen om af en toe (1 of 2 keer per seizoen) de voorzijde van het blad iets bij te werken. Gebruik hiervoor een haakse slijper (licht en kort contact)), vijl of slijpsteen De scherpe kant moet aan de bolle kant van het blad (aan de achterkant) zitten, dus vanaf de voorzijde onder een hoek slijpen. Een geslepen blad kan soms te scherp zijn voor het ringen van bomen met een zachte bast. Hierdoor snij je in de houtvaten (die intact moeten blijven) en kost het meer kracht dan nodig is.