Dossier Bramen

De sappige vruchten van de bramen zijn gewild bij mensen en dieren. Ze worden door ons geplukt om direct op te eten of jam van te maken. Veel dieren genieten er ook van. Insecten zoals wilde bijen en wespen bezoeken de bloemen en bevruchten ze. Zowel insecten als vogels eten de rijpe vruchten graag. Kleine knaagdieren laten een afgevallen braam ook niet liggen. Vossen eten ook bramen en dat is te zien aan hun ontlasting. Braamstruiken zijn een mooie schuilplaats voor vogels en kleine knaagdieren.

Maar de planten zelf – met lange ranken vol ‘gemene’ doorns – zijn een verschrikking bij boswerk. We hebben de weelderige groei (tot woekering) van bramen veelal te danken aan de volgende omstandigheden:

Verzuring door stikstofoxiden en ammoniak. Dit is alleen in uitzonderlijke gevallen tegen te gaan door suppletie van kalkhoudend materiaal.
Veel organisch materiaal door valhout en takken van gerooide bomen
Weinig schaduw omdat de meeste soorten geen uitgesproken schaduwbomen zijn (zoals de beuk, Am. eik en douglas).

Bramen zijn op veel plaatsen onderhand een plaag geworden. Een paar struiken en wat lage ranken zijn welkom, maar als het grotere oppervlakken beslaat bemoeilijken ze de toegankelijkheid voor onderhoud.

De wortels van bramen kunnen meterslang worden en zijn moeilijk compleet te verwijderen. In de dikke wortels van oudere struiken is veel energie opgeslagen om in het voorjaar uit te lopen.

Oudere braamstruiken zullen steeds dikkere ranken produceren van meer dan een centimeter. Die woekeren als natuurlijk prikkeldraad en maken delen van bossen en parken bijna ontoegankelijk. Met name wanneer de ranken in bomen en struiken klimmen, ontstaat een ondoordringbaar oerwoud dat tot 2-3 meter hoog kan worden.

De oorzaak is voornamelijk te vinden in de hoge depositie van stikstof en ammoniak. Dat is ‘raketbrandstof’ voor een soort als de braam. Door o.a. de inzet van kunstmest en veeteelt (samen 40% van de totale uitstoot) komt ammoniak vrij. Hierdoor raken bodem en grondwater verrijkt met stikstof, wat met name een probleem is in natuurgebieden met een kwetsbare ecologie. Daardoor verliezen planten die het goed doen op een voedselarme bodem het van planten die het goed doen op een voedselrijke bodem, zoals brandnetels, grassen en braamstruiken.

Het beheer van te zeer oprukkende bramen vergt veel tijd. Regelmatig maaien dringt de soort terug maar het verwijderen van bramen is een stuk moeilijker, omdat achterblijvende stukken wortel steeds weer uit zullen lopen.

Technieken voor beheer en bestrijding

Op welke manieren kunnen bramen aangepakt worden?

Optie 1: Maaien

Door herhaald maaien op 10 cm boven de grond is het mogelijk om de wortels van bramenstruiken geleidelijk uit te putten.

  • De optimale periode voor het maaien is van midden mei tot midden augustus wanneer de energie in de wortels op het laagste punt is. Aan het einde van de zomer kan bij warm weer en veel uitlopers vaker gemaaid worden indien nodig.
  • In veel gevallen volstaat twee tot 3 keer maaien, afhankelijk van de leeftijd van de planten. Bij oude planten met grote wortels is vaker herhalen noodzakelijk om de wortel uit te putten.
  • Bij het maaien met de bosmaaier, de ranken niet verpulveren zoals vaak wordt gedaan. Hierdoor komt veel fijn verdeeld organisch materiaal in de bodem wat de groei van nieuwe ranken alleen maar stimuleert.
    Het lijkt beter om de ranken op 10 cm boven de grond door te snijden en de ranken op rillen of hopen te harken. Idem bij handmatig maaien (met de zeis of heggenschaar, hand of elektrisch gereedschap).
  • Een maaimachine is vaak moeilijk in te zetten door de toegankelijkheid (stobben, valhout, ongelijk terrein) en veelal onwenselijk door de verstoring die het met zich meebrengt, zeker bij grotere machines.

Optie 2: Rooien (wortels verwijderen)

Met de hand is dit zeer tijdrovend en alleen haalbaar als je met grotere groepen werkt. Met name in gebieden waar veel kleinere uitlopers staan, is het met de hand bijna onbegonnen werk.
Wanneer er een beperkt aantal grote pollen staan (wortels met 10, 15 of meer ranken, deels verdroogd en deels levend), dan is het mogelijk om deze uit te spitten. Een grote hak (dwars geplaatste blad van een spade op een lange steel) is goed gereedschap hiervoor.

Mechanisch verwijderen door de grond met een (kleine) graafmachine af te schrapen is een optie. Desgewenst kan een paar centimeter van de bovenlaag afgeschraapt worden en met een doorlatende bak (hark?) van de graafmachine gezeefd worden. Het organisch materiaal kan het beste op rillen of hopen gelegd worden om de voedingsstoffen te concentreren en hergroei van bramen te beperken.

Optie 3: Frezen en Klepelen

Mechanisch frezen van percelen of perken met bramen wordt wel toegepast. Het lijkt een goede manier om de struiken te vernietigen. De realiteit is echter, dat er vermalen delen van de wortels en ranken in de omgewoelde grond blijven zitten, die weer uitlopen. Na een paar jaar kan de situatie weer hersteld zijn of erger, omdat ook concurrerende soorten (bomen en struiken die voor schaduw zorgen) weggenomen zijn.

Bij klepelen wordt met een zware wals of een as met kettingen, de bodem letterlijk kapot geslagen. Zelfs veel zaden overleven dit niet. Het is een zeer verstorende en ingrijpende maatregel die bij uitzondering wordt gebruikt om oorspronkelijke biotopen te herstellen. Om de verzuring van de bodem tegen te gaan wordt dit soms gecombineerd met kalksuppletie.

Optie 4: Schaduwsoorten

Bomen en struiken die voldoende schaduw bieden, voorkomen de woekering van bramen. Soorten met een dicht bladerdek zoals de beuk en Am. eik, zijn hierin effectief. Het nadeel is dat de kruidlaag van het bos ook grotendeels het loodje legt en de diversiteit aanzienlijk beperkt wordt.

Bovendien vergt beheer met schaduwbomen veel tijd. Spontane verspreiding van de meest effectieve soorten vergt decennia. Aanplant werkt sneller maar vergt uiteraard een aanzienlijke investering.

Optie 5: Begrazing

Een ‘natuurlijke’ bestrijding is ook mogelijk met geiten. Deze dieren eten vrijwel alles, inclusief bramen. Uiteraard eten ze de jonge scheuten het liefst.

Door een herhaalde begrazing van overwoekerde percelen, kan de braam aanzienlijk teruggedrongen worden. Daardoor kunnen andere soorten (bomen en struiken) een kans krijgen die voor schaduw zorgen en daardoor de terugkeer van de braam afremmen.